Slinge

 

Deze sneltram gaat naar Slinge. Ik ben daar nooit geweest.
De tram rijdt langs de randen van het Groene Hart. Veel nieuwbouwwijken en waar die nog niet zijn, is er bouwdrukte in grijze modder.
Vlak voor de halte Nootdorp het eerste groen: een terp met een wit kapelletje erop. Even denk ik dat het dak van leisteen is, maar nu de tram vaart vermindert zie ik de plastic dakbedekking glimmen. Het kan zijn dat de terp van kunstgras is. Rechts vier geschakelde villa’s en links daarvan een eigentijdse brug, die dit stukje wijk ontsluit. Daaronder de snelweg die aan de achtertuinen ligt. Aan de voorkant de sneltram van Den Haag Centraal naar Slinge en weer terug. Bizar om hier te wonen.
Op de snelweg staat een politieauto met zwaailicht.
Er is een ongeluk gebeurd.

Gek, denk ik, terwijl ik uitstap bij de halte Wilhelminaplein in Rotterdam, dat ik het eindpunt Slinge waarschijnlijk nooit zal kennen. Misschien bestaat het niet, is het een fake-eindpunt of een keerlus op een kale vlakte. In gedachten zie ik een berichtje in de krant: ‘De conducteur heeft nog naar zijn vrouw gebeld en gezegd dat hij in Slinge is aangekomen. Sindsdien is hij spoorloos. Zijn vrouw mist hem al jaren.’

In het Fotomuseum kijk ik naar een film van David Claerbout, Highway Wreck, die hier in première gaat. Film is niet het juiste woord, maar ook foto schiet tekort. Het zit er tussenin. De film heeft een begin en eind, de beelden bewegen, maar het zijn foto’s die in elkaar overvloeien.
Dit is wat ik zie:
Een snelweg is afgezet door een politieauto die dwars op de weg staat. Met als gevolg een lange file.
Iedereen kijkt dezelfde kant uit. Er staan brandweermannen, politieagenten kijken, de chauffeur van de depannage-wagen kijkt, de mensen in de auto’s vooraan de file kijken. Niemand handelt, niemand komt in actie.
Toeschouwers.
Geen enkele gelaatsuitdrukking wekt een suggestie.

Het eerste beeld is een uitgebrande auto.
Er is een ongeluk gebeurd.
Het is een auto waarvan je als kijker direct weet dat dit er een van lang geleden is. Dit type bestaat niet meer.
Af en toe wordt dit beeld herhaald. Er staat een militair bij de auto en twee kinderen. Het uniform is uit de jaren dertig, de kleding van de kinderen ook. Het ongeluk is langer dan zeventig jaar geleden. Iedereen kijkt naar iets wat er niet meer kan zijn.
Maar wie heeft de politie en de brandweer gewaarschuwd en de depannage-wagen? En waarom staat iedereen in een file vanwege een ongeluk dat tientallen jaren geleden plaats vond?
Alles is vertraagd, er is geen geluid. Een fractie van een seconde is uitgerekt tot een film van 35 minuten.

Ik ben een toeschouwer van toeschouwers en kijk naar een moment waarin verleden en heden samenvallen.
Dat is onmogelijk. Toch gebeurt het.
Samen met de kijkers in deze verstilde wereld wacht ik op wat komen gaat, terwijl ik weet dat het al geweest is.
Intrigerend.

Tijdens de terugreis laten de beelden mij niet los. Als de sneltram opnieuw de halte Nootdorp passeert, draai ik mijn hoofd naar links. Weer zie ik dat vreemde gebied. Het rijtje villa’s ingeklemd tussen een brug, een snelweg en een trambaan. Woont hier echt iemand?
Het schemert, er branden lampen in de huizen.
Een man staat voor een raam.
Langs zijn achtertuin kruipt een file.

Hij kijkt naar de namaak-terp met het kapelletje erop. De terp is een geluidswal, denk ik. Zo kan een vorm uit het verleden nu zijn dagelijks nut bewijzen.
De man beweegt niet. De file komt tot stilstand.
Uit de tegenovergestelde richting komt een tram.
Slinge staat erop.

De kunstenaar David Claerbout ( 1969, België) maakt internationaal furore met installaties waarin hij filmische technieken toepast op de fotografie. Geraffineerd bouwt hij in zijn werk een spanningsveld op tussen filmtijd en ‘echte’ tijd.