Heiligverklaring

 

Hij heeft ongekamde haren en draagt een zonnebril. Achter hem zie ik een hoog raam waardoor je naar beneden op straat kijkt. Om hem heen staat een groep mensen. Ze verdringen elkaar. Iemand stelt een vraag. Een stompzinnige vraag, dat is duidelijk af te lezen aan het gezicht van de jongeman.
Dit is een beeld uit de film No Direction Home van Martin Scorsese, een film over het leven van Bob Dylan. Het is niet de eerste persconferentie die ik in deze documentaire zie. Voor Bob Dylan is het, voorlopig, een van zijn laatste. In 1966 besluit hij te stoppen met optreden.
Een journalist/fotograaf vraagt hem ‘wil jij nog een keer, op die nonchalante manier, de poot van jouw zonnebril zo losjes in je mondhoek doen?’ Dylan doet alsof hij de vraag niet verstaan heeft. De man herhaalt zijn vraag. Dylan doet alsof hij de vraag niet begrepen heeft, de man herhaalt zijn vraag nogmaals. Dylan staat op, pakt zijn zonnebril en vraagt de man het voor te doen. De man steekt de zonnebril in zijn eigen mondhoek en neemt een pose aan alsof hij wordt gefotografeerd.
Dit fragment maakt pijnlijk duidelijk dat Dylan er schoon genoeg van heeft. Hij moet steeds een ander zijn, een ander die het publiek en de pers van hem maken. Maar er lijkt geen weg terug. No direction home.

De man met het gesloten gezicht, op de rand van arrogant, staart mij aan vanaf de lp-hoes die in de kelder van mijn appartement ligt. Elke keer als ik mijn fiets pak, zie ik hem kijken. Ik kijk terug, maar hij geeft zich niet prijs. ‘Ik kijk wel uit,’ lijkt hij te zeggen.
Sinds ik No Direction Home gezien heb en Kronieken van Dylan las, kijk ik anders naar hem. Hij wil niet de vertegenwoordiger van mijn generatie zijn, zoals hij vaak werd aangekondigd. Integendeel. Hij bezwijkt eronder.
Tijdens een optreden in Engeland roept iemand uit de zaal: ‘Judas!’ Het doet me pijn om het te horen. Dylan heeft zijn akoestische gitaar ingeruild voor een elektrische en laat zich begeleiden door drie popmuzikanten. Later ontstaat daaruit The Band. ‘Judas!!’ wordt er weer geschreeuwd.
Hij lijkt onaangedaan. Dylan is iemand anders dan zijn publiek denkt. Hij wilde geen vertegenwoordiger zijn van een ‘protestgeneratie’ en wordt nu voor verrader uitgemaakt omdat hij de folkmuziek arrangeert als popmuziek.

Er is een verschil tussen de zichtbare Dylan en het beeld dat hij in teksten van zichzelf schetst. De zichtbare is ongenaakbaar, maar de Dylan in zijn autobiografie Kronieken is een man in nood. Achter het scherm van de arrogantie worden zijn zachte trekken zichtbaar. Hij staat op breken. Pompen of verzuipen. Hij wil zijn wie hij is: liedjesschrijver en vader van een gezin. Meer niet. Het is te snel voor hem gegaan. In 1963 – Martin Luther King, I have a dream – spreekt een jochie uit een dorp op zijn 21e jaar de massa toe. Bij het Lincoln-monument wordt Dylan aangekondigd als de ‘redder van zijn generatie.’ Redder. Hij laat het zich aanleunen.

Een paar jaar later wil hij nog maar één ding. Thuis komen. Zichzelf redden. Hij wil weg van de muziekscene. ‘Geen plek was ver genoeg, ik weet niet waarover iedereen aan het fantaseren was, maar mijn fantasie was een negen-tot-vijfbestaan, een rijtjeshuis met een wit hek in een straat met bomen en rozen in de achtertuin. Dat was mijn diepste droom. Maar na een tijdje kom je erachter dat privacy iets is wat je wel kan verkopen, maar niet terug kan kopen.’ ‘In de ogen van anderen was ik een prediker geworden die wonderen verrichtte (..), maar nu was alles in mijn gezicht uit elkaar geknald en het hing boven mijn hoofd.’
‘Ik wilde voor niemand dieper de duisternis in. Ik leefde al in die duisternis. Mijn gezin was mijn licht en dat zou ik tot elke prijs beschermen. Er zat een vermist persoon in me en die moest ik terugvinden.’

Een aantal jaren geleden zag en hoorde ik Dylan optreden in de Heineken Music Hall. Zijn nasale stem nog helemaal herkenbaar, zijn stembanden kraken. Een man, een paar jaar ouder dan ik ben, die met een stem vol barsten kreunend en krassend zijn charisma en muzikaliteit toont. Schijnbaar achteloos dirigeert hij de band vanachter zijn keyboard. Met een toon, een handgebaar of een wijziging in volume.
De dag na zijn optreden download ik de lp Blonde on Blonde op mijn IPod. De volgende ochtend, bij mijn dagelijks hardlooprondje, knalt ‘Rainy Day Woman’ door mijn koptelefoon. Er is geen beter stuk muziek om het hardlopen mee te beginnen. Zo rennend door de duinen wil ik hem spontaan heilig verklaren. Maar ja, hij leeft nog.

Link Rainy day woman