Een klein dorp

 

Heveskes
Het is even zoeken. Het spoorlijntje voor goederenvervoer is mijn enige houvast, op een foto van het kerkje zag ik een treinrails voor de deur.
De chemische industrie van Delfzijl vormt het decor waarbinnen ik me met fikse tegenwind verplaats. In een verdwaald bushokje lees ik op een affiche: ‘Forum voor Democratie wil meer aardbevingen’. Heeft een reiziger hier wat te zoeken? Ja, de kerk van Heveskes moet hier staan. Helemaal alleen. In contrast met een landschap van glas, staal, beton, rookpluimen en een wirwar van buizen.
Inderdaad, waar de treinrails een bocht maakt sla ik rechtsaf en zie de kerk. Bizar.
Mij krijg je hier niet weg, lijkt de kerk te zeggen. Hoge bakstenen muren met stucresten. Meer niet. Kerkbanken, altaar, preekstoel en orgel zijn verdwenen net als de bewoners van het dorpje Heveskes. Rond 1970 werden hun huizen, een paar straatjes, drie lantarenpalen en het café gesloopt vanwege de vooruitgang. Het verhaal gaat dat mannen in chique maatpakken met aktetassen peinzend rondliepen en samen met de directie van een grote aluminiumsmelterij snel hun conclusies trokken: het kan niet anders, Heveskes moet weg.

‘De bewoners protesteerden,’ zegt een man die bij de kerkdeur staat.
‘Ja, ze wilden echt afscheid nemen, van hun roots, zeg maar. Het dorpje was in 1300 ontstaan. Het ging ze allemaal veel te snel. De kerk was verwaarloosd, hun verleden ontheiligd.’ De man kijkt rond, zoekt naar woorden.
‘Ja, de kerk staat op een plaat keileem, de bewoners wilden hem meenemen als het ware. Theoretisch had dat gekund,’ zegt hij. ‘Even is het een optie geweest om de kerk te verplaatsen.’ Ik zie het voor me als in een film van Buňuel. Tijdens de dienst wordt de enorme kerk op twee vrachtwagens gehesen. Iedereen zit in het complot, alle bewoners, de dominee, de actievoerders van ‘Red Heveskes’. Behalve de burgemeester en de wethouders, de verantwoordelijken voor het verdwijnen van het dorp. Ze zitten onwetend op de voorste bank. Dan begint de kerk te zweven en te trillen. De dominee schreeuwt dat dit de dag van het Laatste Oordeel is, de godvrezende burgemeester doet het in zijn broek. De bewoners genieten. Als Jezus over water lopen kon, kunnen wij een kerk verplaatsen.

In de enorme ruimte zoekt een zwaluw fladderend een uitweg. Een kunstenaar heeft een soundscape gemaakt. Ik luister, zoek houvast in de klanken. Wat een akoestiek. Geluid dat van ver weg lijkt te komen. IJzer slaat op ijzer, dan weer het geluid van licht metaal gevolgd door de donkere klank van brons. Een herinnering aan een scheepswerf, een kerkklok. Of allebei. Ik loop buiten rond de kerk. Het valt me op dat die niet pal naast de fabrieken staat. Er is nog ruimte, hoog gras en riet dat wuift. Ik vraag aan de man hoe dat komt.
‘In de jaren na het slopen van het dorp, kwam de industrialisatie tot stilstand,’ vertelt hij. Aan zijn gezicht is te zien dat hij nu nog woedend is. Nog één keer loop ik om de kerk heen. Ja, inderdaad, plek genoeg voor een klein dorp.