Breedtegraad 52.11

 

De laatste reis
(fragment)

In het wijkje ten oosten van het station, achter twee verwaarloosde panden langs het spoor werd ooit een Hebreeuwse school gesticht. Op de eerste verdieping van een leegstaand gebouw kregen honderdtachtig kinderen les, joodse kinderen die op de openbare school zaten kregen hier, zo’n tweehonderd meter links van mij, bijles in het Hebreeuws. De leraren die het zich konden permitteren legden hun salaris op de tafel waarachter het schoolbestuur zat. Alsjeblieft, zeiden ze, zo kan je de school levend houden.

Een trein rijdt over een wissel, hoor ik, een bonkig geluid. Levend houden.
Ik passeerde zonet het stadhuis, de plek van ‘de president’, lees ik, de burgemeester, zeg je bij ons. Een hagelwit gebouw met het front van een Griekse tempel, met maar één doel: te imponeren. Schoonheid kan onbeschoft zijn. Tijdens de bouw stond er vast en zeker een bord: Funduscie Europeskie.
Kebab linksaf, kebab de eerste rechts. In de verte rijdt een trein. Ik moet naar het oosten, op 52.11. Als ik naar het noorden zou lopen, kwam ik langs de Joodse begraafplaats, de grafstenen zijn gebroken, het gras is net gemaaid.
Het is vreemd, juist nu het einde nadert, dat je niet weet waar je naartoe gaat, dat je een slechts een richting kent. In de verte het gebonk van een trein, deze rijdt snel, het gebonk wordt ritme. Levend houden.
Ik loop langs een autoweg naar het oosten. Mijn telefoon in de hand, ik ga, heel precies, naar breedtegraad 52.11. Rechtdoor, de weg vervolgen.
Dit hele gebied, ten oosten van Warschau heette ooit de Westelijke Boeg, troosteloos, desolaat, saai, iets noordelijker komen spoorlijnen uit Warschau, Bialystok, Lomza en ook die uit Siedlce, samen. De reizigers passeerden zand, dennenbomen en weer zand, sombere stationsgebouwen, een pluk heide en droog struikgewas. Dertien maanden lang gingen die treinen. Waar nu Kebab te koop is, vlakbij het station in Siedlce, stonden de mensen in rijen. Uit Siedlce reden er zes treinen per dag.
Levend houden. Ja, dat zei de leraar tegen het schoolbestuur, toen hij zijn salaris teruggaf. Op elke wagon was met krijt een cijfer geschreven:150-180-200, het aantal mensen dat in de wagon zat. Ze wisten niet waar ze naartoe gingen. Bij aankomst in het stationsgebouw van Treblinka speelde een orkestje. En waarom grijnzen die mannen zo en trekken zo netjes hun stropdas recht? Zijn dat bewakers? Ze keken kalm, voldaan en spottend…

Ik ben er, op breedtegraad 52.11. Een grote rotonde, al een stuk buiten Siedlce, weinig verkeer, hoog opgegroeid gras, af en toe een vrachtauto. Verder is er niks…

Beluister de podcast hier.